Opperdoezer rondje

cropped-p1030364.jpg

Groene Wissel Opperdoes, gelopen op zondag 3 februari 2019

Startpunt voor de wandeling van vandaag is station Opperdoes. Toch ben ik niet met de trein gekomen, daarvoor ben ik te laat. Als ik dat had gewild, had ik mijn dagje tussen 1887 en 1936 moeten plannen. In die jaren werd er een regelmatige stoomtreindienst onderhouden tussen Hoorn en Medemblik, en Opperdoes was aan die spoorlijn een halte. Eind dertiger jaren was deze dienst voor passagiers, met de opkomst van de flexibeler busdiensten, niet rendabel meer. Het goederenvervoer ging wel nog door, tot zelfs 1980 aan toe.
station_opperdoes-2

p1030156.jpg

Het stationsgebouwtje staat er vandaag nog steeds, aan zijn enkel spoor, met kloek opschrift aan voor- en achterzijde, en wordt ook nog steeds gebruikt, al is het nu alleen voor de toeristische stoomtram. Daarvoor ben ik dan weer te vroeg, deze derde februari, hoe stralend blauw die ook mag zijn. Een briefje aan de deur van het station raadt de reiziger overigens voorzichtig af te Opperdoes op of af te stappen. Het mag wel, zo staat er te lezen, maar voor de optimale treinervaring is het beter de hele rit, van Hoorn naar Medemblik of vice versa, te maken.
Op internet lees ik dat Opperdoes een streng calvinistisch eiland is, in een overwegend atheïstisch of op zijn hoogst rooms West Friesland. Ik meen daar iets van mee te krijgen wanneer ik, het dorp doorkruisend, een kerk passeer waaruit een zwaar en vreugdeloos gezang opklinkt dat zich log achter het orgel aan voortsleept. Ik hoor het een tijdje aan, omdat ik er nu toch ben, en waan mij in vroeger tijden. Of in een Nederlandse boekverfilming, waar het er ook graag gereformeerd aan toe mag gaan.

P1030170

Verderop staat trouwens nog een kerkje, zie ik dan. Veel ouder dan het gebouw waar ik naar sta te luisteren. Het staat op een terp, wat niet zo vreemd is aangezien Opperdoes minder dan negentig jaar geleden nog zo’n beetje aan zee lag. De Zuiderzee, wel te verstaan. Beschermd tegen de woeste, onberekenbare baren achter de Westfriese Omringdijk. De dijk ligt er nog steeds, inmiddels verworden tot monument want de woeste baren werden in 1930 het zwijgen opgelegd, toen de Wieringermeer werd drooggemalen en ingepolderd. De naamloze hervormde dorpskerk op de terp werd gebouwd in 1530, ter vervanging van de kort daarvoor door Grote Pier, met zijn Friese en Gelderse troepen, platgebrande kerk.
Ik verlaat Opperdoes langs een lange kaarsrechte weg, aan één kant afgezet met al even lange en kaarsrechte bomen die als silhouetten scherp afsteken tegen de lage, verblindende winterzon, en betreed een leeg en uitgestrekt, functioneel landschap dat wordt gedomineerd door grote, groene loodsen van golfplaat. Landbouwmachines. Een kerktorentje aan de horizon hier en daar en plukjes hoge bomen die de wind wegvangen voor een enkele boerderij. Zwartgrijze moddervelden waar resten kool op liggen te stinken, maar ook keurig in lijnen geploegde akkers die al helemaal klaar lijken te zijn voor de volgende oogst, van misschien wel de vermaarde Opperdoezer Ronde.

P1030243

Op weg naar Oostwoud word ik ingehaald door een medewandelaar in felgekleurde sportkleding. Ik had haar al opgemerkt terwijl ik stond te fotograferen, een activiteit die het tempo er nog wel eens uit wil halen bij mij. Nou heb ik helemaal geen hekel aan medewandelaars, maar als ze gedurig vlak achter me of vlak voor me blijven lopen kan ik dat nog wel eens vergeten. Mede op grond van de felgekleurde sportkleding had ik nu echter al ingeschat dat zij harder ging dan ik. En dat dit dus goed ging aflopen. Had ik gedacht. Maar het loopt anders. De felgekleurde medewandelaar houdt haar pas in en blijft naast me lopen om een praatje te maken. Dat ik zeker de hele dag op pad ben, aan de rugzak te zien. En dat ik wel wat warm gekleed ben, in die leren jas. Ik beaam het allemaal, vooral de leren jas is te warm voor het weer, en veronderstel op mijn beurt dat zij dan waarschijnlijk uit Opperdoes komt gelopen. En van het één komt het ander, we babbelen wat over het weer en wandelperikelen en zo word het zomaar een ontmoeting onderweg. Zie, daar ben ik dan ook weer niet te beroerd voor.
Oostwoud blijkt een charmante mengeling van glimmend onderhouden stolpboerderijen, rijk geornamenteerd en glanzend in de groene en witte lak, en panden die de tijd minder goed hebben doorstaan, met rommelige erfjes en geïmproviseerde boetjes en bouwsels, waar een soort vrijbuitersbestaan lijkt te worden geleid. Door mensen die het zelf wel uitzoeken. Op één of andere manier heb ik dat altijd als iets typisch Noordhollands gezien, wat natuurlijk nergens op slaat want dit soort gezellige rommelerven vind je waarschijnlijk overal wel. Maar goed, laat mij maar.

p1030289.jpg

Heel even denk ik dat ik ook nog iets van een voormalige haven tegenkom: een open gebleven veldje aan het water met een handvol uit de kluiten gewassen dukdalven en meerpalen. Ik meen ook iets van een beschoeiing uit de grond omhoog te zien steken. Het doet me een klein beetje denken aan de gedempte haven op Schokland, vandaar. Maar ook dit zal wel onzin zijn want Oostwoud ligt toch wel erg ver van de zee en ik vind er later ook niks over terug, dus.. Ik heb geen idee waar ik dan wel naar sta te kijken.
Broerdijk, waar ik dan doorheen loop, is een kleine verzameling huizen en huisjes in de bocht van de weg, aan het spoor. Het is wat het is, kun je denken, maar zo is het blijkbaar niet. Er staan maar liefst twéé toeristische informatieborden, die de boel er echter niet per se beter op maken. Het ene is voor een molen uit 1570, de molen van Gerbrandt Jacobsz Van Hoechkerspel namelijk, waarvan meteen maar wordt vermeld dat niemand eigenlijk weet waar die nou precies gestaan heeft, terwijl hij, volgens hetzelfde bord, pas in 1964 werd gesloopt. Het tweede bord brengt een inmiddels verdwenen ‘destructor’ in herinnering. Een slachthuis voor, ik citeer: oud en wrak vee. Het rook niet erg lekker, eufemeert het bord nostalgisch, als de wind verkeerd stond moesten ramen en deuren gesloten blijven. Ach, ach, ach, die goeie ouwe tijd toch. Bij tijd en wijle hangt er in deze regionen overigens wel precies die spruitjeslucht. Dat zijn dan de koolbladeren die na de oogst op het land achterblijven. En dan maakt het niet uit hoe de wind staat. En ook niet of je ramen en deuren gesloten houdt.

P1030372

Langs een fietspad slinger ik door de weilanden terug naar het noorden en beland zo in Twisk. Een lintdorp dat schijnbaar volledig bestaat uit zeer goed onderhouden en glimmend opgepoetste stolpboerderijen vol pracht en praal, en pittoreske Noordhollandse huisjes en geveltjes. Geparkeerde auto’s zijn zo goed als buiten beeld gehouden, en ik krijg al snel het idee door een openluchtmuseum te lopen, al blijft het opletten voor de rijdende exemplaren want die zijn meestal groot, breed en geruisloos, aan een goudkust als deze, en de weg is smal en zonder stoep.
Hierna gaat het terug naar Opperdoes. Ik passeer een ruime waterplas, met veel riet en een broedwand voor oeverzwaluwen. De plas fungeert als opvangbekken voor een teveel aan water in barre tijden. Eens in het jaar gebeurt het dat het gebied onder water komt te staan, lees ik op de site van het Westfries Weekblad. Verder is het een broedgebied en rust- en verblijfplaats voor vele soorten vogels, die het blijkbaar geen punt vinden dat ze pal naast de N239 en de gemeentewerf zijn gepland.
Op het laatste stuk terug naar het begin heb ik de Westfriese Omringdijk aan de linkerhand als horizon. Zou ik die willen beklimmen, om een afsluitende blik op de Wieringermeer te werpen, en me er de Zuiderzee voor te stellen, dan moest ik een breed water en de provinciale weg oversteken, dus dat komt er niet van. En als ik later zelf over de provinciale weg langs de dijk naar huis rijd, bedenk ik pas te laat dat ik de auto even aan de kant had kunnen zetten, om de dag alsnog in zelfbedachte stijl af te ronden, hoewel dat makkelijk had gekund.

Bekijk eventueel ook het fotoalbum.