Terug naar De Horsten

cropped-header-20170706-5.jpg

NS wandeling van Den Haag naar Voorschoten, gelopen op zondag 11 juni 2017

Den Haag lijdt aan de ziekte van Mondriaan. Een duidelijk geval, zie ik als ik er doorheen loop. Op de raarste plekken vertoont het straatbeeld een felgekleurde uitslag. Op tramhaltes en pleinen, gevels en schuttingen, bankfilialen, kantoorkolossen, musea en ijspaleizen, in etalages en vijvers.. waar je kijkt zie je rode, blauwe en gele vlekken, vierkant en rechthoekig, in willekeurige formaties bij elkaar geharkt met meestal nog een handvol achteloos neergegooide zwarte lijnen. Hoppeta.. wéér een eerbetoon aan de 100 jarige Stijlbeweging, en dan met name diens bekendste zoon. Die zich natuurlijk driewerf omdraait in zijn graf bij al dat goedkoop en liefdeloos hoeren en sloeren met zijn werk. Een levenslange zoektocht teruggebracht tot een placemat van de Action. Kunst behapbaar gemaakt voor de ignorante SBS6-consument. Mondriaan als Bekende Nederlander. Ik krijg er jeuk van op een nare plaats waar ik net niet bij kan.
Bij het immer in staat van verbouwing verkerend Centraal Station loop ik gelukkig het Haagse Bos in, dat tot nog toe blijkbaar aan de aandacht van de gemeentelijke cultuurprojectgroep is ontsnapt. Hier is alles nog gewoon, en gelijkmatig groen. Op de vroege jogger na, de homo fluorescensis, in zijn neonpakje, die blazend en puffend langs komt zwoegen en geen adem meer over heeft om mij, dorpsbewoner inmiddels, terug te groeten.

DSC09363

Uit mijn ooghoek meen ik dan iets bijzonders te zien en verdomd, daar zít ook iets bijzonders. Een eekhoorn! In het Haagse Bos, op steenworp afstand van de zojuist overgestoken A12 en het hectisch centrum van de grote stad, direct naast een druk bereden fietspad, sterker nog.. midden in een speeltuin, zit daar een eekhoorn. Eekhoorns, dat zijn bij mijn weten ontzettend schuwe beestjes die je alleen bij hoge uitzondering en met veel geluk af en toe te zien krijgt als je met je ouders op vakantie bent in een bos ver weg op de Veluwe. Zó lang is het geleden dat ik een eekhoorn heb gezien. En automatisch doe ik wat mij toen geleerd is: héééél stil zijn, niet bewegen en kijken. Héél voorzichtig ook maak ik een paar foto’s, met de camera op maximaal inzoomen dus tot mislukken gedoemd, maar goed, je moet wat, als je wild ziet.
Na een tijdje zo in de gloria geweest te zijn, besluit ik een poging te wagen iets dichterbij te komen, omdat ik per slot toch ook weer een keer door wil lopen. En dan pas wordt het me duidelijk, hoe het zit. Want in tegenstelling tot wat ik verwacht had, vlucht de eekhoorn niet schichtig zigzaggend en spiralend de dichtstbijzijnde boom in, maar blijft hij zitten waar hij zit en keurt me geen blik waardig. Terwijl ik me nou niet bepaald als een Winnetou door het struweel beweeg. En om het me nog iets beter in te wrijven krijgt hij uit de dichtstbijzijnde boom zelfs nog gezelschap van een tweede eekhoorn. Verderop zie ik er nog drie scharrelen trouwens. Goed, de tijd heeft ook voor de eekhoorn niet stil gestaan begrijp ik, en het zal misschien niet lang meer duren voor je ze bij je terrastafeltje weg moet jagen, toch koester ik tot diep in Wassenaar mijn geluksgevoel. Een eekhoorn! Vlakbij!
Meer dan veertig jaar heb ik in Den Haag gewoond, ik ben er geboren en getogen, en het is dus zeker niet voor het eerst dat ik door het Haagse Bos loop, of over de Wassenaarse landgoederen. Toch gaat het nooit vervelen. Omdat overal de herinneringen voor het ophalen liggen natuurlijk. Maar ook omdat ik diep in mijn hart toch steeds een Hagenaar ben gebleven. Een Hagenees. Hier kom ik vandaan. Hier ben ik thuis. Al zijn er tot mijn verbazing ook delen van de route die ik voor het eerst zie. In Park Marlot bijvoorbeeld, tref ik voor mij geheel nieuwe uit- en aanzichten.

DSC09385

Zoals het vaalwitte beeld dat uitkijkt over een zeer lange vijver, in de lommer van dubbele beukenrijen langs het wandelpad. Het is een beeld van twee in lange gewaden gehulde dames die samen wat ongeïnteresseerd een schild ophouden met de Haagse ooievaar, waaronder vrij geprononceerd de tekst S Severijn. Wat niet de naam is van de landheer, de baron of de hertog, zoals ik eerst dacht, maar de naam van de beeldhouwer. Op de krullerige bovenkant van het schild staat dan nog een pronte kroon. Op één of andere manier, en wat oneerbiedig waarschijnlijk, gaat dat samen nogal lijken op Prince John, de ijdele en wat dommige leeuw uit de Disney versie van Robin Hood, met zijn te grote kroon steevast half over de ogen gezakt.

prince john severijn

Nou goed, ik zal de enige zijn die het erin ziet. Maakt niet uit.
Het beeld maakt doodgemoedereerd de indruk hier altijd al gestaan te hebben. Een restant van een ingangspartij of een monument voor het één of ander. Maar dat is, vind ik later uit, dus niet waar. Op het inmiddels alweer lang en breed ter ziele zijnde Haagse blog Hofstijl lees ik dat het, onder de naam ‘gevelbekroning’, afkomstig zou zijn van de Zwaardvegersgaarde, in Den Haag Zuid. Waar het dan volgens mij, gezien de Zwaardvegersgaarde heden ten dage, toch op zijn laatst halverwege de jaren vijftig in grote sloopdrift verdwenen zou moeten zijn. Al zou ik zo één twee drie ook niet weten welke gevel het daar dan in vredesnaam bekroond zou moeten hebben. Als gevelbekroning zou het nog wel eens deel uitgemaakt kunnen hebben van het oude Haagse stadhuis aan de Groenmarkt, van een aan modernisering ten onder gegane vleugel, zo gaat ook een verhaal. Dat lijkt meer te kloppen, want nader onderzoek wijst uit dat op het overgebleven stuk oude stadhuis nog een zeer vergelijkbare gevelbekroning staat. Het beeld waar ik nu naar kijk zou dan, na de sloop, bij halfslachtige wijze van monumentenzorg, in de Zwaardvegersgaarde terecht kunnen zijn gekomen. Tot het daar om onbekende redenen, stijlbreuk waarschijnlijk, ook weer weg moest en het in Park Marlot werd geparkeerd. Waar het vervolgens ook niet ongestoord tot de dag van vandaag op mijn komst heeft staan wachten aangezien het vrij recent ook nog zwaar gevandaliseerd op de gemeentestort is gesignaleerd. En blijkbaar dus weer teruggeplaatst, in ere hersteld, want daar staat het. Recht tegenover mij. Op de foto’s die ik tijdens mijn digitale speurtocht vind, staat de te grote kroon er trouwens niet altijd op. Dus daar is ook iets mee.

3x severijn

Het is een beeld met een verhaal. Een Haags verhaal, dat nog wat vragen openlaat, maar ook daarom een tot de verbeelding sprekend verhaal. Het is maar goed dat ik er niet achteloos ben langsgelopen.
Vóór ik de N44 oversteek naar de landgoederen van Wassenaar, loop ik eerst nog een stukje door de woonwijk Marlot. Hoewel dit gedeelte van Den Haag wel echt ’s Gravenhage mag heten. Godskolere wat een kasten van huizen, om het zo maar eens te zeggen. In één van de meer dan riante tuinen staat een meneer als uit een stripverhaal, in witte badjas te telefoneren. En al is het vandaag volgens de berichten de warmste junidag in jaren, aan zijn voeten stoomt voor straks vast de ingegraven hot tub.

DSC09417

Eenmaal in Wassenaar veranderen woonwijken in landgoederen. De villa’s, paleizen en kastelen die hier verstrooid tussen eeuwenoude beukenlanen en huizenhoge rodondendrons, op uitgestrekte gazons tussen waterpartijen staan te dromen, zijn zó groot en uitgebreid dat je bijna niet kunt geloven dat hier mensen wónen. Als ministerie of bankkantoor zouden ze ook het ook heel aardig doen. Hekken en camera’s houden de wandelaar op gepaste afstand en sommige landgoederen zijn zó deftig dat rood-witte routemarkering er niet getolereerd kan worden, zo meldt de uitgeprinte routebeschrijving, die hier dus kort bij de hand gehouden moet worden om verdwalen te voorkomen. Opvallend is dan wel weer dat hoe dieper ik het rijke gebied binnendring, hoe vriendelijker er gegroet wordt. Op het uitbundige af soms. Na een aantal van dit soort goedgemutste ontmoetingen begin ik mij dan af te vragen hoe het komt dat je aan mensen kunt zien dat ze rijk zijn. Waar ‘m dat in zit, buiten het gegeven natuurlijk dat je ze tegenkomt in oud Wassenaar. De pruikentijd is voorbij, hoge hoeden worden niet meer gedragen, men verplaatst zich niet meer in koetsen en als je zijn auto’s buiten beschouwing laat, is de rijke mens qua uiterlijk schijnbaar geheel geïntegreerd, met vale vrijetijdskleding en sportschoenen. En toch pik je ze er zó uit. Het is het haar. Tot die conclusie kom ik. Het haar zit te perfect. En de verwaten blik uiteraard. Die is het ook.
Wat rijk en deftig en toch heel gewoon gebleven betreft, kent deze wandeling trouwens een goede opbouw want in de loop van de dag waarschuwt een niet te missen stenen pilaar dat men hier het privé jachtgebied van zkh prins Frederik betreedt. Ik nader De Horsten, achtertuin van het Koninklijk Gezin, maar gedeeltelijk nog altijd voor elke onderdaan toegankelijk, tegen betaling van één euro. Contant te voldoen, serieus, aan een bemand loket. Een tolhuis, zou je kunnen zeggen. Wie zegt dat de monarchie een achterhaald instituut is?

DSC09466

Ik ben vandaag wel bewust op weg naar De Horsten trouwens, om jeugdsentimentele redenen. Als kind kwam ik er vaak, onder de vleugels van mijn ouders. Die hadden een jaarkaart, weet ik nog. Die moest je eens per jaar met de pet in de hand komen vernieuwen, bij een boswachtershuis aan het eind van een lange oprijlaan. Verder, moet ik eerlijk bekennen, weet ik er verbazend weinig meer van. Er zweven wat vage, herfstkleurige beelden door mijn geheugen, maar iets concreets wil er niet naar boven komen. Misschien omdat ik er later nooit meer ben terug geweest, zoals wel in de andere bossen en parken uit mijn jeugd. Dus misschien, bedenk ik mij nu, zijn de vroege herinneringen die ik dáár aan heb ook wel niet zo betrouwbaar als ik zou willen en heb ik die pas veel later gemaakt. Het geheugen doet vaak maar wat tenslotte. In elk geval, het leek mij aardig, nu ik in de gelegenheid was, eens te kijken of er, door er doorheen te wandelen, toch niet wat authentieke oude beelden uit mijn jeugd wilden verschijnen. Je weet maar nooit tenslotte. Maar dat gebeurde niet. Zelfs de koninklijke seringenberg, die destijds toch indruk gemaakt moet hebben op het jongensgemoed, met zijn smalle naar boven spiralende weggetje, woelt niets ouds in mij los. Zo veel en vaak  ik er als jongen ook gerend en gedraafd mag hebben, vijftig jaar later loop ik er toch echt gewoon alsof ik er voor het eerst ben. Nou ja, dat is ook een bijzondere gebeurtenis, een hernieuwde kennismaking. De tweede keer voor het eerst.