De juiste kunstzinnige stadsversiering

Kunst onderweg

Woensdag 24 juni 1964, dat moet een bijzonder leuke dag geweest zijn in Zandvoort. Ik lees het in het Algemeen Handelsblad van de dag erna. Maar liefst vijf ‘fraaie beelden’ werden door toenmalig burgemeester Van Fenema onthuld op deze in zijn woorden zelfs ‘glorieuze dag’. Met ruim zestig genodigde notabelen uit Zandvoort zelf, uit andere badplaatsen én uit Amersfoort, parmantig gezeten in het autotreintje voor feesten en toeristen, met naar verluidt reclameborden voor een bekende frisdrank langszij, reed men van onthulling naar onthulling, ‘onder escorte van scooterpolitie en met een sleep van enige auto’s en fietsende jeugd.’ Een zéér Nederlands tafereel. Je hoort als vanzelf de zalvende galm van Philip Bloemendal.



Ik kom erop omdat we één van deze beelden tegenkomen, tijdens onze wandeling. Of eigenlijk twee. Maar aanvankelijk dus één. Op de kop van een door wat oudere nieuwbouwhuizen omgeven plantsoen komen ons op een sokkel van grindbeton twee bronzen jongedames tegemoet. Ze lopen stijf gearmd, de handtassen tegen zich aan geklemd, een open maar oppassende blik in de ogen. Ze gaan blootsvoets en hun rokken tot over de knie waaien vrolijk in de wind, waarschijnlijk bezoeken ze het beroemde Zandvoortse strand. Het hoofd van de dames is bedekt met iets dat het meest lijkt op zo’n gesteven hoofdkap uit de één of andere klederdracht, met aan weerszijden van het hoofd een wat summier aangegeven ornament. Het beeld blijkt na wat zoeken ‘De provinciaaltjes’ te heten, dus dat zou kunnen kloppen. Dat dit een wat denigrerende term is, waarmee Zandvoort zich bovendien als ‘de grote stad’ profileert, zullen we maar in zijn tijd zien.



Eén plantsoen verder stuiten we op een tweede beeld, van ongeveer hetzelfde formaat, op een zelfde sokkel en in dezelfde positie ten opzichte van het achterliggend plantsoen. Wel is het duidelijk van een andere maker. Hier staat een vrouw de was op te hangen. De doek die zij aan de punten in haar handen heeft wappert en bolt in een stevig briesje, het zal niet lang duren eer de was droog is laat zich denken. Hier vermeldt de plaquette aan de achterkant titel en maker van het beeld, het gaat om ‘De wasvrouw’ van Wilfried Put. En die informatie leidt uiteindelijk naar de glorieuze dag in 1964, want deze wasvrouw was één van de vijf fraaie beelden die die dag onder notabele belangstelling werden onthuld.
Dit alles was destijds het gevolg van de in een gemeentelijke nota vastgelegde wens tot ‘kunstzinnige verfraaiing van het dorp’. Een zaak die serieus ter hand werd genomen. De beelden werden in opdracht van het gemeentebestuur speciaal voor hun plek ontworpen door zorgvuldig geselecteerde kunstenaars, en er was een budget van zesduizend gulden per beeld. Ze dienden dan wel figuratief te zijn en een sierlijk accent te geven aan de vaak nuchtere zakelijkheid van de Zandvoortse bebouwing. Een jaar later werden vanuit diezelfde gedachte nog eens vier beelden onthuld, daar waren ‘De provinciaaltjes’ bij. Het hele proces werd begeleid door de Amersfoortse stadsarchitect, die advies uitbracht over de te selecteren kunstenaars en de te verfraaien plekken in het dorp. Amersfoort, zo vond men destijds in Zandvoort, was een stad die ‘op de juiste wijze aan kunstzinnige stadsversiering doet.’ Dat verklaart meteen de Amersfoortse notabelen in het toeristentreintje.



Alle negen fraaie beelden bij elkaar, van links naar rechts en van boven naar beneden:
De zonnebaadster van Jan van Luijn, Moeder en kind van Aal Koning – De Jong, De visserman van Christina Put – Nijland, Springende meisjes van Nel Klaassen, Suzanna of de baadster van Gooitzen de Jong, Gezin van Hans Bayens, Moeder en kind van Charlotte van Pallandt, De wasvrouw van Wilfried Put, De provinciaaltjes van Loeki Metz.

Niet iedereen is enthousiast over dit toch zeer prijzenswaardig cultureel initiatief, lees ik. Het Zandvoorts Nieuwsblad monkelt in 1965: ‘Deze bronzen, hoe goed ook bedoeld, zijn te gering van afmeting en artistieke kwaliteit om iets tegen de troosteloze achtergrond van de woonblokken uit te richten. Zij staan er wat verloren en geïsoleerd bij.’
En de fietsende jeugd uit het Algemeen Handelsblad had liever een zwembad gehad, dan al die beelden. Maar, merkt de kunstredactie daarbij opgewekt op: ‘Dat was dan de enige kritische noot in alle blijde bijval. Niettemin werd er ook met de jeugd rekening gehouden en wel door burgemeester Van Fenema, die slim zijn onthullingswoorden via twee enorme luidsprekers ook tot de omwonenden van de plantsoenen richtte en daarbij vijfmaal hoopte dat men de beelden zou gebruiken om naar te kijken en niet om op te klimmen of op te tekenen.’
De omwonenden van de te verheffen plantsoenen, lees ik hieruit, waren blijkbaar geheel naar verwachting niet op komen dagen bij de onthulling.
De (s)cul(p)tuur heeft Zandvoort nog niet veroverd ’, wordt elders woordspelig opgemerkt. Of dat nog steeds zo is laat ik in het midden, al vermoed ik dat het voor deze beelden in elk geval niet zal opgaan. Ze staan er inmiddels bijna zestig jaar en men zal er aan gewend zijn geraakt. Gehecht zelfs, misschien. Het zijn figuratieve beelden met herkenbare dicht bij huis onderwerpen als moeder en kind, het gezin, spelende kinderen en traditioneel nostalgische voorstellingen als een wasvrouw en een visserman. Dát is tenminste kunst, zal men hier tegenwoordig van denken, heel wat beter dan al die moderne rotzooi waarvan je niet eens weet wat het voor moet stellen. Maar misschien valt dat ook wel mee, je weet het niet.



Vlnr: Loeki Metz en twee van haar werkstukken: de Erasmuspenning en het beeld Drie Schildpadden dat in Rotterdam staat.

De provinciaaltjes’ is een beeld van Loeki Metz (1918-2004), beeldhouwer en penningmaker. Zij was enig kind uit een welgesteld Joods huwelijk. Vanaf 1937 studeerde ze beeldhouwen aan verschillende kunstacademies in binnen- en buitenland. Vanwege haar Joodse afkomst werd ze in 1942 gedwongen de Rijksacademie te verlaten en onder te duiken. Op haar onderduikadres boetseerde ze beeldjes van klei, omdat dat geen lawaai maakte. ‘Wanneer je opgaat in je vak kun je veel vergeten’, zei ze daar later over. Ze stond bekend als een eigenzinnige vrouw. Het meeste succes had Metz misschien met haar werk als penningmaker, zo ontwierp ze het koninklijk grootzegel, maar ze is ook altijd blijven beeldhouwen. In Zandvoort, Rotterdam en Amersfoort staan daar voorbeelden van.



Vlnr: Wilfried Put op jonge leeftijd aan het werk en van zijn hand: de Breitnerpenning en het beeld Scrum 3 dat in Leusden staat.

De wasvrouw’ werd gemaakt door Wilfried Put (1932-2016), beeldhouwer, tekenaar en penningmaker. Geboren als één van de elf kinderen van de hoofdonderwijzer der katholieke dorpsschool in De Rijp. Na een opleiding in de edelsmederij koos hij uiteindelijk voor de penningkunst en het beeldhouwen. Put was een man die het liefst wat op de achtergrond bleef, rustig werkend aan zijn oeuvre. Als penningmaker had de portretpenning zijn voorkeur. ‘Dat vind ik het meest interessante,’ zei hij daar over. ‘Je bent met mensen bezig. Alles van diegene die erop staat, moet er ook staan. Het is niet zomaar een kiekje, het moet méér zijn, je moet de geportretteerde aanraken.’ Met de Breitnerpenning en de Van Pallandtpenning zorgde hij voor hoogtepunten in de penningkunst, wordt door kenners gezegd. Zijn beelden zijn onder meer te vinden in Zandvoort, Rotterdam, Amersfoort, Hillegom en Leusden.



De provinciaaltjes blijken trouwens ook in Rotterdam (de linkerfoto) te staan, in een duidelijk andere, grovere versie dan die van Zandvoort. Beide beelden zijn gedateerd in 1965. Je vraagt je dan af hoe dat gegaan is. Maakte Loeki Metz eerst het beeld voor Zandvoort en had ze in de tweede versie voor Rotterdam niet zo’n zin meer. Of was Rotterdam er eerst en heeft ze voor Zandvoort de kans gegrepen het beeld wat te verfijnen. Ik ben geneigd te denken dat Zandvoort er eerder was. Omdat de vrouwen op blote voeten lopen. Dat doe je wel op het strand, maar niet in de winkelstraat.

Lees meer Kunst onderweg in het archief, of op samenuitenthuis